Rosan van Zoest (arts en onderzoeker) heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar het ouder worden van mensen met hiv. De resultaten staan in haar proefschrift ‘Ageing with HIV: from pathogenesis to policy’. In haar proefschrift beschrijft Rosan de relatie tussen hiv en leeftijdsgebonden aandoeningen zoals hart- en vaatziekten en cognitieve aandoeningen. Rosan is op 16 november cum laude gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Ter ere van haar promotie werd op 15 november een gelijknamig symposium georganiseerd. Hieronder vind je een samenvatting van Rosan’s presentatie ‘Ageing with HIV: lessons learned’ tijdens het symposium en het proefschrift van Rosan.
Introductie
Rosan begint haar presentatie met een verhaal over een vrouw die haar altijd is bijgebleven. De vrouw kwam bij het OLVG in zorg met een vergevorderde hiv-infectie en neurologische problemen (problemen met de hersenen). Deze vrouw is voor haar een belangrijke reden geweest onderzoek te doen naar hiv en ouder worden.
Mensen met hiv worden over de hele wereld steeds ouder. Ongeveer de helft van de mensen met hiv in Nederland is ouder dan 50 jaar. Het lijkt erop dat mensen met hiv vaker leeftijdsgerelateerde aandoeningen (zoals hart- en vaatziekten) hebben dan mensen zonder hiv van dezelfde leeftijd.
Rosan heeft data geanalyseerd van de Nederlandse AGEhIV studie en de Europese COBRA (Comorbidity in relation to AIDS) studie. Deze cohorten volgen honderden mensen. De deelnemers van de AGEhIV studie zijn gestart toen ze 45 jaar of ouder waren. De helft van de deelnemers heeft hiv, de andere helft niet. Zo kan gekeken worden welke aandoeningen vaker bij mensen met hiv voorkomen dan bij mensen met dezelfde leefstijl en leeftijd die geen hiv hebben. In de COBRA studie zijn deelnemers van de Nederlandse AGEhIV en de Engelse POPPY studie (met deelnemers van 50 jaar of ouder) samengevoegd. Ook heeft Rosan data van het ATHENA cohort van Stichting Hiv Monitoring gebruikt. Je leest hier meer over Stichting Hiv Monitoring. Hieronder lees je de resultaten van het onderzoek van Rosan.
Ziekteverloop (pathogenese)
Het is belangrijk om te weten hoe ziektes verlopen bij mensen met hiv. Zo kunnen er passende methoden voor preventie en behandeling ingezet worden.
Hart- en vaatziekten komen vaker voor bij mensen met hiv, ongeveer anderhalf tot twee keer zo vaak. Mensen met hiv roken vaker dan mensen zonder hiv, maar dat verklaart maar een deel van het verschil in hart- en vaatziekten tussen mensen met en zonder hiv. Hart- en vaatziekten kunnen namelijk veel verschillende onderliggende oorzaken hebben, zoals roken, drugsgebruik, een hoge bloeddruk, een te hoog cholesterol, chronische ontsteking, een verminderde weerstand, een harder werkend immuunsysteem (ondanks dat iemand hiv-mediatie gebruikt). Ook lijkt het erop dat bepaalde hiv-medicatie hart- en vaatziekten als bijwerking kan hebben.
Één van de hierboven genoemde oorzaken van hart- en vaatziekten komt namelijk vaker voor bij mensen met hiv dan bij mensen zonder hiv, namelijk een hoge bloeddruk (hypertensie). In het AGEhIV cohort was dit 48,2% bij mensen met hiv, en 36,4% bij mensen zonder hiv. Een hoge bloeddruk kan veroorzaakt worden door leefstijl-gerelateerde of aangeboren oorzaken. Hiernaast verhoogde lipodystrofie (een veranderde vetverdeling veroorzaakt door de oude generatie hiv-remmers) de kans op een hoge bloeddruk. Er is in de AGEhIV studie geen bewijs gevonden dat hiv zelf voor een hoge bloeddruk zorgt. Een hoge bloeddruk wordt bij mensen met hiv vaak niet goed behandeld. Veel mensen met hiv krijgen geen statines (bloeddrukverlagers), terwijl dit wel goed voor ze zou zijn.
Ook worden bij mensen met hiv vaak cognitieve stoornissen gezien. Een cognitieve stoornis betekent dat je hersenen minder goed werken. Sommige mensen kunnen hier normaal mee functioneren, maar andere mensen kunnen hier last van hebben in het dagelijks leven. Een cognitieve stoornis kan problemen met het geheugen, taal, gedrag of het oplossen van problemen opleveren. Dit kan ook voorkomen bij mensen die hiv-medicatie gebruiken en een onderdrukt virus hebben. De oorzaak van een cognitieve stoornis kan hiv-gerelateerd zijn (zoals het gebruik van hiv-medicatie en een harder werkend immuunsysteem), maar dit kan ook veroorzaakt worden door alcohol- of drugsgebruik. Hiernaast zien we ook vaker bij mensen die aids hebben gehad een afwijkende hersenstructuur. De conclusie hieruit is dat een langdurige onbehandelde hiv-infectie voor een deel verantwoordelijk kan zijn voor afwijkingen in de hersenstructuur. Dit is dus een extra reden om direct met hiv-medicatie te starten na de diagnose, zoals tegenwoordig in de richtlijn staat.
Verhoogd risico op aandoeningen opsporen (screening)
Om hart- en vaatziekten en cognitieve stoornissen bij mensen met hiv te voorkomen, is het belangrijk om te weten wie een verhoogd risico op deze aandoeningen hebben. Om te weten wie een verhoogde risico heeft, kun je kijken naar welke eigenschappen of gewoontes van mensen in verband gebracht worden met de aandoening. Zo zijn leeftijd en roken bijvoorbeeld voorspellers voor hart- en vaatziekten. Als iemand rookt heeft die persoon meer kans, en hoe ouder iemand is, hoe meer kans diegene heeft. En als iemand hiv heeft, is de kans nog hoger. De kans op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten wordt verspeld met een voorspelmodel. Zo’n voorspelmodel komt voort uit een hoop wiskundige berekeningen van kansen.
In Nederland wordt het SCORE-NL model gebruikt om hart- en vaatziektes te voorspellen bij de algemene populatie. Dit model is ook bruikbaar bij mensen met hiv. We weten dat mensen met hiv een verhoogde kans op hart- en vaatziekten hebben, maar komt dit ook uit het model? Het antwoord is: niet helemaal. Rosan heeft gevonden dat door bij mensen met hiv in het SCORE-NL model vijf jaar bij hun echte leeftijd op te tellen, het model een stuk beter voorspelt. Maar nog is het niet zo goed als het Data Collection on Adverse Effects of Anti-HIV Drugs [D:A:D] voorspelmodel. Dit model is speciaal voor mensen met hiv ontworpen. Toch houdt het SCORE-NL model met het optellen van vijf jaar op de leeftijd van mensen met hiv de voorkeur, omdat dit model door heel Nederland gebruikt wordt.
Cognitieve stoornissen worden vastgesteld door middel van een uitgebreid hersenonderzoek. Zo’n hersenonderzoek wordt gedaan met een gesprek, tests en/of vragenlijsten en kost heel veel tijd. Het zou dus fijn zijn om met een simpele vragenlijst te kunnen bepalen of iemand een cognitieve stoornis heeft. Helaas is dit (nog) niet mogelijk, en zal het voorlopig nodig blijven om een uitgebreid onderzoek te doen.
Management en beleid
Het is niet alleen belangrijk om te weten hoe aandoeningen voorkomen kunnen worden, maar ook hoe ze het best behandeld kunnen worden. Mensen met hiv hebben bepaalde aandoeningen vaker dan mensen zonder hiv, dit worden comorbiditeiten genoemd. Rosan heeft hiervoor naar hart- en vaatziekten bij mensen met hiv gekeken.
We weten dat hart- en vaatziekten niet op dezelfde manier bij iedereen te behandelen zijn. In de AGEhIV studie vond Rosan dat mensen met hiv een hogere kans hebben op hart- en vaatziekten dan mensen zonder hiv, maar dat het hogere risico bij mensen met hiv onder andere veroorzaakt werd door weinig lichaamsbeweging, roken, een verhoogd cholesterol en/of een hoge bloeddruk. Toch kreeg een groot deel van de mensen met hiv met een verhoogd risico op hart- en vaatziektes hier geen passende behandeling voor. 81% van de mensen met hiv had cholesterolverlagende middelen nodig. Maar 34% van deze mensen kreeg cholesterolverlagers. Het is heel belangrijk dat hier aandacht aan wordt besteed . Het is echter nog niet duidelijk hoe dit verhoogde risico op hart- en vaatziektes bij mensen met hiv het best omlaag gebracht kan worden. Maar leefstijlinterventies zoals stoppen met roken en voldoende lichaamsbeweging hebben waarschijnlijk meer effect dan hiv-gerelateerde interventies (zoals vroeg beginnen met medicatie).
Conclusie
Het proefschrift van Rosan draagt bij aan verminderen van de ziektelast van hart- en vaatziekten en cognitieve stoornissen, en aan het verbeteren van de gezondheidszorg voor mensen met hiv. Traditionele risicofactoren voor hart- en vaatziekten (zoals roken en een hoge bloeddruk) spelen een grotere rol dan gedacht. Er kan dus grote gezondheidswinst behaald worden door deze risicofactoren te behandelen. Ook heeft hiv invloed op het krijgen van onder andere hart- en vaatziekten en cognitieve stoornissen, hier hebben mensen die een langdurige onbehandelde infectie hebben gehad de meeste kans op. De conclusie van het proefschrift is dat het vroeg starten met hiv-medicatie en het behandelen van traditionele risicofactoren (zoals een hoge bloeddruk) de beste manieren zijn om comorbiditeiten tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de gezondheid zo goed mogelijk blijft.
Maar wat betekent dit voor jonge mensen?
In de studie van Rosan is gekeken naar hoe het er op dit moment voor staat met de gezondheid van mensen met hiv ouder dan 45. Deze uitkomsten zijn geen voorspeller voor jonge mensen met hiv, die vroeg behandeld zijn, geen aids hebben gehad, en niet de eerste generatie hiv-medicatie hebben gekregen. Het is nog niet bekend hoe de gezondheid van deze jongeren er in de toekomst uit zal zien. We weten wel dat gezond leven voor iedereen belangrijk is, en dat deze groep dezelfde levensverwachting heeft als mensen zonder hiv.
Meer informatie
Meer informatie over het AGEhIV cohort vind je hier. Meer informatie over ouder worden met hiv vind je hier.