Ida en haar man, woonachtig in een dorp in het oosten van het land, hebben twee adoptiekinderen (12 en 10) uit Nigeria. Heel bewust hebben ze ervoor gekozen om op school niet te vertellen dat de beide kinderen leven met hiv. “Ze zijn hier al bijzonder genoeg zonder hiv.”
Het is ruim tien jaar geleden dat Ida en haar man het proces starten om kinderen te adopteren. Omdat het stel vanwege hun leeftijd het liefst twee kinderen tegelijk wil adopteren, komt Nigeria als afkomstland in beeld en daarmee ook een (of twee) kind(eren) met hiv. “Mijn eerste reactie was eigenlijk ‘waarom niet?’”, vertelt Ida. “We zijn ons er toen wat meer in gaan verdiepen: wat houdt een leven met hiv in, wat betekent het om een kind met hiv te adopteren en wat kom je tegen, niet alleen aan medische zaken, maar ook aan vooroordelen en dergelijke.” In diezelfde tijd, najaar 2009, zendt NOVA (een actualiteitenprogramma, red.) een item uit over de angst voor het adopteren van baby’s en kinderen met hiv. “Die uitzending bevestigde eigenlijk ons gevoel: waarom niet? En dus hebben we aangegeven dat we wel een kindje met hiv wilden adopteren. En wat ons betreft mochten het er ook wel twee zijn met hiv. Ook vanuit de gedachte dat ze dan steun aan elkaar zouden kunnen hebben.”
Erbij horen
De kinderen, een meisje van toen 4 jaar met haar broertje van 2 jaar, komen in 2010 bij Ida en haar man in huis. “We hebben tijdens het adoptieproces onze naaste familie op de hoogte gebracht dat we openstonden voor een of meer kinderen met hiv en daar met hen over gesproken.” Een van de familieleden werkt in het onderwijs en adviseert het wel te vertellen op de school van de kinderen. “Zij zei dat ze het als leerkracht wel zou willen weten als er een kind met hiv in de klas zou zitten. Vanwege speciale maatregelen als zo’n kind een wondje zou hebben. Nou, die hoef je dus niet te nemen. Bij dagelijkse omgang, en dus ook bij kleine wondjes, is er geen risico op overdacht. En dus hoeft een kind met hiv niet anders te worden behandeld dan andere kinderen.”
Deze onwetendheid onder het publiek heeft mede de keuze beïnvloed om de hiv-status van de kinderen geheim te houden. “Daarbij wonen we in een dorp in het oosten van het land. We zijn hier als gezin sowieso al heel erg herkenbaar. Omdat ze er anders uitzien en een andere achtergrond hebben, hebben de kinderen het al moeilijk genoeg om erbij te horen. Als bekend zou worden dat ze allebei hiv hebben, is het helemaal klaar, denk ik. Dat willen we hen niet aandoen. Ze mogen later, op het moment dat ze daar zelf de consequenties van overzien, beslissen wie ze het wel en niet vertellen.”
Puzzelen
In de praktijk levert dat nauwelijks problemen op, vertelt Ida. “Onze dochter heeft vorig jaar een keer gelogeerd bij een vriendinnetje. De ouders van dat vriendinnetje hebben eigenlijk alleen maar gevraagd of ze nog ergens rekening mee moesten houden. Waarop we hebben aangegeven dat ze medicatie moet hebben en dat dat echt op tijd moet. De ouders hebben verder niets gevraagd.”
Als de kinderen bij anderen zijn om te eten of voor een verjaardagsfeestje, bekijken Ida en haar man altijd hoe laat de kinderen thuiskomen. Als er voldoende speling is, krijgen ze de medicatie thuis; als het echt niet anders kan, krijgen ze een pil mee. “Of we halen ze net voor het innamemoment op. Het is zo nu en dan een beetje puzzelen.”Wel gaat het een keer mis op het schoolkamp van de oudste. “Omdat ze in een combinatiegroep 7/8 zat, mocht ze mee op kamp. We hebben toen bij de leerkracht aangegeven dat ze elke dag medicatie moet slikken, het liefst met wat eten, en dat het tijdstip van inname strikt is. Hij was zeer welwillend en heeft een alarm gezet. Toch is hij het een keer vergeten: op het moment dat het alarm ging, kwam het even niet uit en daarna dacht hij er pas later weer aan. En zelf denkt mijn dochter er daar nog niet altijd aan; daar is ze mentaal nog niet aan toe.” Door deze ervaring denken Ida en haar man na over een oplossing voor een volgend kamp. “Wellicht krijgen de kinderen dan een horloge met een alarmfunctie, zodat ze er zelf ook aan worden herinnerd en dan zelf actie kunnen ondernemen.”
Insinuaties
Natuurlijk wordt er weleens wat geïnsinueerd, vooral in het begin, vertelt Ida. “Ik werk in een ziekenhuis en toen ik daar vertelde dat we twee kindjes uit Afrika zouden adopteren, vroegen ze meteen of we niet bang waren voor aids. Toen kon ik het afdoen met zeggen dat ze er uitvoerig werden getest en dat ik er niet bang voor was. Daar heb ik niks aan gelogen. En ik was een keer in een winkel waar een mevrouw van alles zei en insinueerde over Afrika en aids. Ook toen heb ik hetzelfde gezegd: ‘ze zijn getest en ik ben er niet bang voor’.”
De reguliere controles roepen op school inmiddels wel vragen op. “Onze kinderen zijn onder behandeling in Utrecht. Voor de controle moet ik dus een dag vrij vragen van school. In het begin kon ik dat afdoen onder het mom van nazorg vanwege de adoptie, maar dat gaat nu niet meer. Toevallig heb ik vorige week bij mijn zoon op school verteld dat hij een virus heeft en dat dat onder controle is en hij er geen last van heeft, maar dat het virus wel aanwezig is. Er werd verder niets gevraagd, dus ga ik ook niet meer vertellen.” Niet dat Ida het dan wel zou hebben verteld. “Als mensen te nieuwsgierig worden, geven we als antwoord dat het niet belangrijk is om te weten.”
Andere keuze
“Natuurlijk heb ik soms ook weleens zin om het gewoon wel te zeggen als iemand ernaar vraagt”, vervolgt Ida. “Dan kunnen ze ook een eerlijk antwoord krijgen. Maar dat druist in tegen de gemaakte afspraak dat de kinderen het zelf mogen vertellen als ze daaraan toe zijn. Dus houd ik toch mijn mond. Ook al ben ik een voorstander van openheid. Als het mezelf zou betreffen, zou ik zeker open zijn over mijn status. Omdat ik de boodschap wil uitdragen dat iemand met hiv niet anders is dan iemand zonder hiv. Maar voor onze kinderen is het leven hier al moeilijk genoeg. En zij kunnen nog niet goed uitleggen hoe het zit. Ze willen nu vooral vriendjes en vriendinnetjes hebben en niet anders zijn dan of onderdoen voor de rest. En dat is hier vanwege hun huidskleur al lastig. Als we ergens anders hadden gewoond, in een omgeving waar het ogenschijnlijk vaker voorkomt, misschien dat wij dan een andere keuze hadden gemaakt hierin.”