De Hiv Vereniging krijgt geregeld vragen, signalen en casussen binnen van asielzoekers, vluchtelingen en mensen met een onzekere verblijfsituatie over de toegang tot hiv-zorg. Ondanks het recht dat iedereen in Nederland heeft op goede (hiv-)zorg en de bestaande richtlijnen, valt deze groep vaak tussen wal en schip. Dit is een ongewenste situatie, niet alleen vanwege hun eigen gezondheid, maar ook voor het streven naar nul nieuwe hiv-infecties. We besteden daarom in twee artikelen aandacht aan deze groep uit onze community. Dit is het eerste artikel en dat gaat over hiv-zorg voor vluchtelingen en asielzoekers.
Goede hiv-zorg voor iedereen
Als je je land ontvlucht en in Nederland asiel aanvraagt, wordt er een procedure gestart (de asielprocedure) voor het aanvragen van een verblijfsvergunning. Deze procedure kan vaak jaren duren en in de tussentijd hebben mensen wel zorg nodig. De Nederlandse overheid heeft een zorgplicht, ook voor mensen die in Nederland verblijven maar (nog) geen Nederlands staatsburger zijn. Mensen in een asielzoekerscentrum (AZC) zijn aangewezen op een medische dienst op locatie en krijgen via die weg zorg aangeboden.
Helaas ontvangt de Hiv Vereniging nog veel te vaak signalen dat de (hiv-)zorg voor mensen zonder verblijfsstatus niet goed is, te laat wordt gestart of zelfs ondermaats is. Uit deze signalen blijkt dat asielzoekers vaak tegen veel barrières oplopen, dat ze vaak worden gezien als mensen met minder rechten en dat ze geregeld te maken krijgen met discriminatie en/of schending van hun privacy. Terwijl iedereen die in Nederland verblijft, recht heeft op naleving van de basisrechten.
Hiv-status bekend of niet?
Niet alle mensen die in Nederland asiel aanvragen zijn op dat moment bekend met hun hiv-status. Het kan zijn dat diegene hiv heeft opgelopen in het land van herkomst, tijdens de vlucht naar Nederland of hier in Nederland zelf.
In Nederland hebben we een actief testbeleid, waarbij zorgverleners testen actief aanbieden aan hun cliënten. Helaas gebeurt dit nog veel te weinig bij de medische diensten voor asielzoekers. Vaak wordt het testen op soa’s en hiv daar niet actief aangeboden of wordt het onderwerp seksuele gezondheid zelfs helemaal vermeden.
Aan de andere kant zijn veel asielzoekers vaak bang dat een positieve hiv-status tegen hen kan worden gebruikt. Ze denken bijvoorbeeld dat ze dan geen verblijfsgunning meer kunnen krijgen. Veel van hen komen namelijk uit landen waar hiv gecriminaliseerd wordt, waardoor er veel taboe heerst op hiv en er niet over wordt gepraat. Daarbij rust er vaak ook een taboe op onderwerpen zoals genderidentiteit en seksualiteit. Zorgprofessionals moeten ook voor deze groep een veilige plek creëren waar onderwerpen als seksuele gezondheid, soa’s en hiv bespreekbaar kunnen worden gemaakt.
Voor mensen die wel bekend zijn met hun hiv-status is de continuïteit van de hiv-zorg zeer belangrijk. Deze groep wordt vaak wel doorgestuurd naar een hiv-behandelcentrum, maar helaas weet niet iedereen altijd goed de weg te vinden binnen het Nederlandse zorgsysteem, of vindt er geen goede overdracht plaats van het medisch dossier. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand met een beperkte voorraad medicatie aankomt in Nederland, of dat iemand pas later in Nederland in zorg komt en daardoor zonder medicatie komt te zitten. Hierdoor wordt de continuïteit van zorg niet goed gewaarborgd, vaak ook niet na het vertrek uit een AZC. Terwijl juist van binnenkomst tot eventueel vertrek (ook vanuit Nederland) de keten van (hiv-)zorg goed moet zijn geregeld. Daarnaast kan een onzekere verblijfssituatie invloed hebben op therapietrouw.
Zorgverleners vaak terughoudend
De terughoudendheid van zorgverleners is op verschillende manieren te verklaren. Zo horen we geregeld dat de medische dienst binnen een AZC eerst de focus legt op het laten uitrusten van vluchtelingen en het laten wennen aan de leefsituatie in Nederland. Daardoor kan het dus zijn dat iemand die wel risico heeft gelopen, pas later wordt getest op hiv. Terwijl we op basis van onderzoek juist weten dat het starten met hiv-medicatie zo snel mogelijk na het oplopen van hiv beter is voor de gezondheid op lange termijn. Hiervoor is het dus noodzakelijk om sneller na binnenkomst te testen op hiv.
Dat er weinig aandacht is voor seksuele gezondheid in het algemeen, komt veelal doordat zorgverleners onderwerpen als seks en soa’s lastig vinden om te bespreken. Ze gaan ervan uit dat de patiënt tegenover hen uit een cultuur komt waar seks niet bespreekbaar is, maar ook spelen de aanwezigheid van een derde partij (zoals een partner of een tolk), de taal, de etnische achtergrond, tijdgebrek en eigen schaamte een rol. Deze barrières komen naar voren uit onderzoek van Suzanne de Munnik (verpleegkundig specialist in het hiv-behandelcentrum in Eindhoven) naar seksuele gezondheid in de spreekkamer.
Het niet bespreken van de seksuele gezondheid is niet in lijn met de richtlijn Seksuele gezondheid bij mensen met hiv, opgesteld door de beroepsvereniging van de verpleegkundig consulenten hiv (V&VN – VCH) en SoaAidsNederland. Deze richtlijn gaat in op het bespreekbaar maken van seksuele gezondheid bij mensen met hiv en welke tools je hiervoor kunt gebruiken. De richtlijn dateert echter uit 2008 en het is dus de vraag, gezien het feit dat er de afgelopen jaren veel is veranderd (denk aan n=n), of deze richtlijn nog wel actueel is.
De Hiv Vereniging heeft op basis van signalen uit het veld vorig jaar al contact opgenomen met SoaAidsNederland om aandacht te vragen voor hiv-zorg voor vluchtelingen en asielzoekers. SoaAidsNederland is als kenniscentrum verantwoordelijk voor het bijhouden van de expertise van zorgverleners werkzaam in welke setting dan ook: van hiv-behandelcentrum tot AZC of vreemdelingenbewaring. Als vereniging willen we graag dat er ook voor vluchtelingen en asielzoekers een actief testbeleid wordt gevolgd en dat beter aandacht wordt besteed aan de n=n-boodschap en aan PrEP als preventiemiddel. Ook willen we dat bestaande richtlijnen worden geüpdatet.
Samen beslissen geldt ook voor vluchtelingen
Sinds 1 januari 2020 is de wettelijke informatieplicht in de zorg vervangen door ‘samen beslissen’. Dit geldt ook voor een consult met vluchtelingen en asielzoekers. Maar in hoeverre is hier aandacht voor? Zoals hierboven al vermeld, blijkt dat taal en etnische achtergrond barrières kunnen vormen binnen de spreekkamer. Het samen tot een beslissing komen over de zorg kan dan niet de hoogste prioriteit hebben, terwijl de patiënt hier wel recht op heeft.
Voor taalbarrières zijn weliswaar tolkvoorzieningen aanwezig, maar ook deze zijn niet altijd inzetbaar, bijvoorbeeld door het gebrek aan tolken of doordat men niet op de hoogte is van de voorziening. Terwijl als je onder de verantwoordelijkheid valt van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en een COA-zorgpas hebt, het COA in dat geval de tolk betaalt. Aan de andere kant brengt de aanwezigheid van een tolk ook problemen met zich mee op het gebied van privacy en veiligheid. De aanwezigheid van een derde partij kan immers een barrière zijn bij het bespreken van seksuele gezondheid (zie eerder). Hiv is een gevoelig onderwerp en niet iedereen voelt zich veilig genoeg om erover te praten in het bijzijn van een vreemde. Ook op andere plekken binnen AZC’s is de privacy niet altijd gegarandeerd. Zo slapen mensen met meerdere personen op een kamer of moet men medicatie ophalen bij de balie (post wordt vaak ter controle opengemaakt).
Betere instructies en controle
De kennis van de medische diensten voor asielzoekers over soa’s, hiv en seksuele gezondheid is volgens de Hiv Vereniging voor verbetering vatbaar. Daarnaast kunnen ook andere zorgverleners meer aandacht besteden aan de barrières die goede hiv-zorg voor vluchtelingen en asielzoekers belemmeren. Hiervoor zijn instructies en bijscholing belangrijke hulpmiddelen.
Tot slot pleit de Hiv Vereniging voor het opstellen van werkinstructies rondom hiv (en seksuele gezondheid) voor deze groep. Van intake tot exit, binnen de bestaande protocollen. De Hiv Vereniging zal de problemen blijven aankaarten en samen met partners als SoaAidsNederland kijken naar gerichte oplossingen.
Ervaringsverhalen
Enio Alejandro
“Afgelopen zomer ben ik vanuit Venezuela naar Nederland gekomen om samen te zijn met mijn Nederlandse partner. Het was nog even spannend of ik het land uit zou komen omdat ik politiek actief ben geweest en daarom op een zwarte lijst sta. Gelukkig ging dat goed en kwam ik aan in Nederland. Ik wilde eerst als toerist het land binnenkomen en vervolgens in Ter Apel asiel aanvragen. Gezien mijn geschiedenis in mijn thuisland wilde ik niet direct in contact komen met de autoriteiten en in detentie worden gezet. Helaas mocht ik het land niet in omdat Venezuela nog een hoog-risico-gebied was vanwege corona en zou ik worden teruggestuurd. Ik heb toen op Schiphol asiel aangevraagd. Vervolgens heb ik drie weken in detentie gezeten en uiteindelijk met hulp van mijn advocaat en Ronald Brands van de Hiv Vereniging ben ik na de hoorzitting weer vrijgelaten.
Hiv-zorg in Venezuela is er eigenlijk niet; hierdoor heb ik de afgelopen jaren veel verschillende medicatie gehad en heb ik soms zelfs periodes zonder gezeten. De medicijnen die ik bij me had toen ik aankwam in Nederland, zijn hier niet geregistreerd en de medewerkers bij het detentiecentrum mochten deze dan ook eigenlijk niet teruggeven. Gelukkig hebben ze dit, op aandringen van mijn advocaat, wel gedaan, waardoor ik uiteindelijk maar één dag zonder medicatie heb gezeten. Toen ik vervolgens uit detentie kwam, ging het verder allemaal goed. Ik had wel het geluk dat ik door mijn Nederlandse partner goed was voorbereid: ik had een advocaat, had op voorhand al veel bewijslast verzameld over de ontbrekende hiv-zorg in Venezuela en kon snel terecht bij een hiv-behandelcentrum."
Mo
“In 2017 ben ik vanuit Jordanië naar Nederland gekomen. Het jaar daarvoor kreeg ik te horen dat ik hiv-positief ben. Ik werkte toen in Dubai, en werd na mijn diagnose gedeporteerd naar Jordanië. Toen ik naar Nederland kwam, had ik voor drie maanden medicatie mee. Normaal krijg je in Jordanië medicatie voor een maand mee, maar ik had aangegeven op vakantie te gaan. Toen ik in Ter Apel asiel aanvroeg, heb ik ook aangegeven dat ik hiv-positief ben en dus naar het ziekenhuis moest. Ik heb uiteindelijk in zes AZC’s gewoond. Ik vroeg elke keer om een privékamer, omdat ik niet wist wie er in mijn spullen zou gaan zoeken en ik niet wil dat medebewoners erachter komen dat ik hiv heb. Je hebt weinig privacy in een AZC. Gelukkig kreeg ik meestal een privékamer, maar niet altijd. In 2017 was het ook rustig in de AZC’s, dus waren er ook kamers vrij. Momenteel zitten de AZC’s weer vol en is dit niet mogelijk.
Verder heb ik altijd goede hiv-zorg gehad, maar soms heb ik het idee dat zorgverleners vergeten dat wij ook een mening hebben over onze zorg. Zo had ik een keer een viral load van 100 en begon mijn arts meteen over het overstappen van medicatie. Gelukkig wist ik al veel over hiv en kon ik aangeven dat ik dat niet wilde en tevreden was; ik had gewoon een paar keer mijn pillen vergeten te slikken. Niet iedereen met hiv begrijpt het virus goed, en zorgverleners moeten het dan ook goed uitleggen, zodat men weet welke aandoening ze hebben. Het is alleen nog heel erg een taboe om erover te praten, terwijl dat niet nodig is.”
Het verschil tussen een vluchteling en een asielzoeker |
Een vluchteling is iemand die om persoonlijke redenen moet vluchten voor de situatie in eigen land door dreigende vervolging (vanwege ras, religie, nationaliteit, etnische minderheid, het behoren tot een bepaalde sociale groep en/of politieke overtuiging). |
Een asielzoeker is iemand die de bescherming van een ander land inroept. Hij vraagt daarmee in dat land asiel aan. Iemand kan dus op verschillende gronden asiel aanvragen (zie opsomming hierboven). Individuele gezondheidsproblemen (waaronder hiv) is geen primaire grond. |
Iemand kan dus in Nederland aankomen als vluchteling, en zodra diegene een asielprocedure start, wordt de vluchteling een asielzoeker. |