Hiv is een virus dat de afweer bij mensen verzwakt. Hiv is de afkorting van ‘humaan immunodeficiëntie virus’. ‘Humaan’ betekent menselijk en ‘immunodeficiëntie’ betekent een aantasting van het immuunsysteem.
In het kort:
- Hiv kan tot aids leiden als het niet behandeld wordt
- Het afweersysteem kan hiv niet zelf opruimen
- Als het virus onderdrukt is krijgen mensen met hiv geen aids en kunnen ze hiv niet overdragen
- Hiv kan zich verstoppen op verschillende plekken in het lichaam (dit wordt het viral reservoir genoemd) en dit is de grootste barrière naar genezing
Hiv
Je afweer is door hiv niet meer in staat om ziekteverwekkers goed te bestrijden. Je kunt dan infecties krijgen. Iemand die geen hiv heeft kan die infecties zonder problemen bestrijden. Met hiv lukt dat niet meer, behalve als je hiv-remmers gebruikt.
Hiv kun je op verschillende manieren krijgen. Je leest hier meer over hoe hiv overgedragen kan worden.
Als iemand hiv oploopt vindt eerst de acute infectie plaats, dit verandert later in een chronische infectie. Een hiv-infectie is een ernstige, maar goed behandelbare aandoening. Hiv kan leiden tot aids wanneer het niet behandeld wordt. Je leest hier meer over aids.
Als hiv goed behandeld wordt kun je net zo lang en gezond leven als iemand zonder hiv. Meer dan de helft van de mensen met hiv geeft hun gezondheid het rapportcijfer acht, negen of tien. Minder dan één op de tien geeft zijn gezondheid een onvoldoende. Ook is de levensverwachting van mensen met hiv in Nederland gelijk aan die van mensen zonder hiv. Het is belangrijk voor je gezondheid dat je niet te lang wacht met hiv-remmers te gaan gebruiken en dat je die dan elke dag op tijd inneemt.
Laat je goed informeren
Er komt heel wat op je af als je hoort dat je hiv hebt. Beslissingen die je moet nemen, zoals: aan wie vertel je het nieuws, hoe gaat dat met seks, wat betekenen de bloeduitslagen, en hoe blijf je gezond? Neem vooral de tijd om te wennen aan de nieuwe situatie.
Wees je ook bewust dat er veel onjuiste en verouderde informatie over hiv op internet staat. Kijk dus altijd goed of de informatie up to date is en of de bron betrouwbaar is. Er is een hoop veranderd de afgelopen jaren. Op onze website proberen we altijd de meest up-to-date informatie over leven met hiv te geven. Daarnaast vind je informatie over hiv in folders, biedt de workshopreeks ondersteuning en informatie, en kun je natuurlijk ook vragen stellen in het ziekenhuis.
Of bel met het Servicepunt van de Hiv Vereniging (ma, di do van 14.00 – 22.00 uur op 020 – 689 25 77) als je naar een persoonlijk gesprek of advies op zoek bent.
Het afweersysteem
Het afweersysteem (ook wel immuunsysteem genoemd), beschermt het lichaam tegen infectie door binnendringende micro-organismen zoals bacteriën en virussen. Wanneer virussen of bacteriën gaan groeien ten koste van je lichaam en wanneer hierdoor lichaamscellen beschadigd raken, dan noemen we dat een infectie.
Om die verdediging goed uit te voeren is het essentieel dat afweercellen de ziekteverwekkers herkennen, en geactiveerd worden om ze onschadelijk te maken. Het is een complex verdedigingssysteem van cellen die met elkaar communiceren en elkaar opdrachten geven. Het afweersysteem is hier altijd mee bezig, ook al merken we het meestal niet. De meeste infecties kan het afweersysteem zelf ongevaarlijk maken, maar hiv helaas niet.
Wanneer je lichaam in aanraking komt met een ziekteverwekker, dan reageert je afweer daarop. Witte bloedcellen (ook wel leukocyten genoemd), antistoffen en bepaalde hulpstoffen verzorgen de afweer. Van die witte bloedcellen zijn de T-helpercellen (dit zijn CD4-cellen) de dirigent. T-cellen activeren, als dat nodig is, de rest van de afweer. Maar het hiv-virus kan CD4-cellen infecteren, en T-cellen zijn CD4-cellen. Hierdoor raakt de afweer ontregeld. CD4-cellen zitten niet alleen in het bloed, maar ook in de lymfeklieren en in alle andere weefsels in je lichaam zitten. Als je de hiv-infectie niet met medicijnen aanpakt, kan het CD4-aantal in het bloed sterk dalen. Dan ontstaat er risico op ernstige infecties.
Door het aantal CD4-cellen te meten kun je een beeld krijgen van hoe goed de afweer werkt. CD4-cellen worden namelijk gedood door hiv. Bij een heel laag aantal CD4-cellen (bijvoorbeeld onder de 200) werkt de afweer waarschijnlijk niet goed genoeg om infecties te onderdrukken waar iemand met een goede afweer niet ziek van zou worden.
Bij een virusinfectie maakt het afweersysteem antistoffen om je lichaam te beschermen. Bloedonderzoek kan de aanwezigheid aantonen van antistoffen, die aangeven dat er een infectie heeft plaatsgevonden. Ook bij hiv maakt je lichaam antistoffen aan. Een hiv-test zal deze antistoffen in jouw bloed aantonen. Je bent dan dus 'hiv-positief'. Ook wanneer de hoeveelheid virus in je lichaam onmeetbaar is door medicatie, zal de hiv-test positief zijn: de antistoffen blijven bestaan.
Het verloop van een hiv-infectie
bron: i-Base
Uitleg afbeelding
- CD4 count = het aantal afweercellen
- Viral load = de hoeveelheid virus in het bloed
- Primary infection = acute infectie
- Chronic infection = chronische infectie
- ART = ‘antiretrovirals’, dit is hiv-medicatie
In de afbeelding wordt een voorbeeld gegeven van de viral load en het aantal afweercellen van een persoon in de acute fase (0-6 maanden), de chronische infectie zonder medicatie (1-10 jaar) en de chronische infectie met medicatie (10-50 jaar). Dit plaatje is een voorbeeld van hoe een hiv-infectie kan verlopen, maar het is natuurlijk altijd het best om zo snel mogelijk na de infectie te starten met medicatie.
Acute infectie
Direct nadat je hiv hebt opgelopen, weet je lichaam nog niet hoe het moet reageren. Deze fase noemt men ook wel acute of primaire infectie. In het voorbeeld van de bovenstaande afbeelding is dit het eerste tijdsvak (0-6 maanden). Hiv kan dan je afweer aantasten zonder dat die er iets tegen doet. Het aantal afweercellen (CD4-cellen) begint dan te dalen. De gevolgen zijn dat je afweer snel verzwakt en dat je ziek wordt. Je afweer heeft tijd nodig om te leren hoe het op hiv moet reageren, en het aantal afweercellen zal daarna weer even stijgen.
Je kunt tijdens de acute infectie last hebben van: griepachtige klachten, keelpijn, koorts, gevoel van malaise, huiduitslag, hoofdpijn achter de ogen en gezwollen lymfeklieren. Niet iedereen krijgt al deze klachten en ze kunnen ook bij een griep horen. Aarzel niet om naar je huisarts of de GGD te gaan als je denkt dat je een klacht of ziekteverschijnsel hebt. Die kan je verder informeren en eventueel een hiv-test aanbieden. Hier lees je meer over testen op hiv.
Chronische infectie zonder medicatie
Na de acute of primaire hiv-infectie heeft je lichaam geleerd om hiv aan te pakken. Je hebt dan een chronische infectie (in het voorbeeld in afbeelding is dit het tweede tijdsvak (1-10 jaar)). Je afweer ruimt de geïnfecteerde cellen op en maakt antistoffen aan, die moeten voorkomen dat hiv meer cellen gaat infecteren. Je afweer herstelt zich, ziekteverschijnselen verdwijnen en je gaat je beter voelen. Toch is hiv bijna altijd sterker dan je afweer als je geen medicatie neemt. Het gevolg is dat je afweer na verloop van tijd toch weer verzwakt. Je bent dan gevoeliger voor allerlei infecties. Ook dit proces verschilt van persoon tot persoon. De een voelt zich vele jaren na het oplopen van hiv nog steeds gezond, de ander wordt vrij snel ziek.
Het verschilt van persoon tot persoon of en wanneer je klachten en ziekteverschijnselen krijgt. De belangrijkste klachten en ziekteverschijnselen:
- Vermoeidheid
- Diarree
- Gewichtsverlies
- Kortademigheid
- Gezwollen of ontstoken lymfeklieren
- Bloedarmoede of andere bloedafwijkingen
- Koorts
- Nachtzweten
- Tintelingen in handen/armen en/of voeten/benen
- Schimmelinfecties
- Terugkerende koortslip of gordelroos
- Eczeem
- Andere soa zoals hepatitis B of C
Chronische infectie met medicatie
In het derde tijdsvak van het voorbeeld in de afbeelding (10-50 jaar) heeft iemand een chronische infectie en slikt diegene hiv-medicatie. Medicatie helpt het immuunsysteem om het virus onderdrukt te houden. Zo hoeft het immuunsysteem niet zo hard te werken, en kan iemand geen aids krijgen. Hiv is dus een goed behandelbare ziekte. Hoe vroeger je begint met hiv-remmers te slikken, des te kleiner de kans op complicaties later. En wanneer iemand met een chronische infectie medicatie slikt, wordt het virus zo goed onderdrukt dat het niet overgedragen kan worden via seks.
Het virus
Bron: i-Base
Uitleg afbeelding
- CD4-cel = afweercel, een T-helpercel of een macrofaag (beide witte bloedcellen)
- CD4-receptor = ‘slot’ op de cel waar hiv op aanhecht
- CCR5 = de co-receptor op een T-helpercel, onderdeel van het ‘slot’
- CXCR4 = de co-receptor op een macrofaag, onderdeel van het ‘slot’
- Gp120 = de ‘sleutel’ op de buitenkant van hiv die in de CD4-receptor en de co-receptor past
- Gp41 = nodig om het hiv in de menselijke cel te krijgen
Hiv infecteert witte bloedcellen die een CD4-receptor hebben, dit zijn bijvoorbeeld T-helpercellen en macrofagen. Een T-helpercel is de dirigent van de afweer, en stuurt andere afweercellen aan. Een macrofaag is een cel die dode cellen opruimt.
Hiv is een retrovirus. Retrovirussen hebben RNA in plaats van DNA. DNA en RNA zijn genetisch materiaal, waarin vastgelegd is wat voor functie een cel heeft. Hiv komt de menselijke cel binnen, en zet vervolgens zijn eigen RNA om in DNA en bouwt dit in het menselijk DNA. Zo kan hiv zichzelf vermenigvuldigen in een menselijke cel. Dit maakt het zo moeilijk om een genezing voor hiv te vinden. Naast hiv bestaan er ook andere retrovirussen.
De CD4-receptor is een soort slot waar een sleutel inpast. Hiv heeft dit slot van de witte bloedcel en een eigen sleutel nodig om de cel binnen te komen. Het slot bestaat niet alleen uit de CD4-receptor, maar ook uit de CCR5 (bij T-helpercellen) of de CXCR4 co-receptor (bij macrofagen). De sleutel is een eiwit op de buitenkant van hiv, dit eiwit heet gp120. Ook heeft hiv het eiwit gp41 nodig om de cel binnen te komen.
Hiv gebruikt de volgende stappen om zich in het lichaam te vermenigvuldigen:
- Hiv bindt zich met zijn gp120 eiwit aan het oppervlak van een CD4-cel via de CD4- en de CCR5 of de CXCR4-coreceptor.
- HIV eiwitten worden met behulp van het gp41 eiwit in de vorm van RNA losgelaten in de cel
- Reverse transcriptase zet hiv-RNA om in hiv-DNA
- Integrase zorgt ervoor dat het hiv-DNA in het DNA van de CD4-cel komt
- Protease knipt en organiseert nieuwe hiv-deeltjes
- De CD4-cel scheidt nieuwe hiv-deeltjes uit
Je leest hier meer over hoe hiv-remmers ingrijpen in de vermenigvuldigen en het virus onderdrukken.
Viral load
De hoeveelheid virus in het lichaam wordt de ‘viral load’ genoemd. De viral load geeft aan hoeveel hiv-RNA in het lichaam zit. De hoogte van de viral load kan liggen tussen meerdere miljoenen en zo laag dat het aantal niet meer te bepalen is. We noemen dat dan onmeetbaar (ondetecteerbaar). Meestal is dat minder dan 50, soms is die meetgrens nog lager of iets hoger. Als de viral load onderdrukt is (onder de 200 kopieën/ml) zit er heel weinig virus in het lichaam en kan hiv niet overgedragen worden via seks. Dit noemen we ‘niet meetbaar = niet overdraagbaar’, bij het n=n-dossier vind je meer informatie.
Als je nog geen hiv-medicatie gebruikt, is een viral load onder de 10.000 aan de lage kant. Hoe eerder je begint met hiv-remmers, hoe beter het is voor je gezondheid op de langere termijn. Het is goed om de viral load altijd zo laag mogelijk te houden, zo blijft ook het viral reservoir zo klein mogelijk.
Viral reservoir
Hiv infecteert afweercellen en verstopt zich in deze afweercellen in een viral reservoir. Zo’n reservoir kan in het brein, de lymfeklieren, de thymus, de longen, de milt, de nieren, de ingewanden, de geslachtsorganen, beenmerg en bloed zitten. Als de viral load onderdrukt is, slapen de afweercellen in het reservoir (het reservoir is dan latent). Het hiv in het latente reservoir kan niet worden herkend door het afweersysteem, en kan dus ook niet worden aangepakt door hiv-remmers. Wanneer iemand stopt met hiv-remmers worden de afweercellen in het reservoir weer actief, en kan het virus uit het reservoir nieuwe hiv-deeltjes maken die andere cellen kunnen infecteren. Zo verspreidt het virus zich weer. Het is dus belangrijk om het viral reservoir zo klein mogelijk te houden. Het viral reservoir is de grootste drempel naar genezing van hiv.
Long term non-progressors
Ongeveer 1%-2% van de mensen met hiv is een long-term non-progressor. Long term non-progressors zijn mensen met hiv bij wie de infectie anders verloopt dan gebruikelijk. Dit zijn mensen met hiv van wie het immuunsysteem het virus lange tijd zelf onderdrukt kan houden, zonder hulp van hiv-medicatie. Deze mensen houden een hoog aantal CD4-cellen (meer dan 500 kopieën/ml) voor meer dan 5 jaar, en soms wel 10 tot 15 jaar na infectie. Zonder hiv-medicatie zal de viral load uiteindelijk toch stijgen en het is van tevoren niet bekend wanneer dit zal gebeuren. Ook long term non-progressors wordt aangeraden om hiv-medicatie te nemen, zelfs wanneer ze een hoog aantal CD4-cellen en een lage viral load hebben.
Elite controllers
Ongeveer 1% van de mensen met hiv zijn elite controllers. Elite controllers zijn een subgroep van de long term non-progressors. Deze mensen houden enkele tot tientallen jaren een onmeetbaar virus. Ook voor deze mensen geldt dat hiv-medicatie wordt aangeraden, omdat men niet weet wanneer de viral load weer zal stijgen.
Immuun voor hiv
Minder dan 1% van de wereldbevolking is immuun voor hiv. Dit wordt meestal veroorzaakt doordat deze mensen geen CCR5-coreceptor op hun CD4-cellen hebben. Dit wordt ook wel de ‘delta 32 mutatie’ of de ‘CCR5-Δ32’ mutatie genoemd. Er wordt onderzocht of mensen zonder deze mutatie ook immuun gemaakt kunnen worden voor hiv, door kunstmatig een mutatie toe te voegen. Lees hier meer over dit soort onderzoeken.
Hiv-1 en hiv-2
Als we het over hiv hebben, hebben we het bijna altijd over een Hiv-1 infectie. Ongeveer 95% van de mensen met hiv heeft hiv-1. Maar er bestaat ook hiv-2, een ander retrovirus. Hiv-1 en hiv-2 lijken heel erg op elkaar, maar er zijn een paar verschillen. In het ziekenhuis zal de dokter of verpleegkundige het vertellen als je een hiv-2 in plaats van een hiv-1 infectie hebt.
Hiv-2 komt voornamelijk voor in West-Afrika, en komt heel zelden voor in Amerika, Europa en Azië. Hiernaast lijkt hiv-2 moeilijker te overdragen dan hiv-1. De routes van overdracht zijn hetzelfde als bij hiv-1. Niet alle hiv-testen sporen ook hiv-2 op, maar de in Nederland meest gebruikte combinatietest zal een hiv-2 infectie ook opsporen.
Ook is het verloop van een hiv-2 infectie anders dan bij een hiv-1 infectie. Hiv-2 heeft een langzamer, minder ernstig verloop. Ook de behandeling is soms anders, NNRTIs zoals nevirapine en efavirenz kunnen niet gebruikt worden bij een hiv-2 infectie. Andere klassen hiv-remmers werken wel bij hiv-2.
Biv, fiv en siv
Naast hiv bestaan ook biv, fiv en siv. Deze virussen komen voor bij dieren, en lijken op een hiv-infectie bij mensen. Biv staat voor ‘bovine immunodeficiency virus’ en komt voor bij vee. Fiv staat voor ‘feline immunodeficiency virus’ en komt voor bij katten. Siv staat voor ‘simian immunodeficiency virus’ en komt voor bij apen. De virussen kunnen bij deze dieren ook tot aids leiden, maar dit gebeurt niet altijd. De virussen kunnen niet overgedragen worden van mens op dier en andersom.